Elk jaar in de Michaëlstijd daalt er uit de kosmos op aarde
een regen van minuscuul kleine deeltjes ijzer neer. Dit is
meteoor-ijzer, het zorgt ervoor dat de bijna woekerende krachten
van de zomer weer bedwongen worden en mens en aarde nieuwe
krachten krijgen om de winter door te komen.
Ijzer komt ook in de aarde veelvuldig voor. Van alle metalen
komt het zelfs het meest in de aardkorst voor, deze bestaat
voor 4,7% uit ijzer. Hoewel het ijzer zich overal in de aarde
bevindt, zijn er toch streken waar het in grotere concentraties
voorkomt. Deze breiden zich als een grote ijzergordel van
Noord-Amerika via Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Rusland
tot in Noord-China uit. Daar, waar de grootste landmassa's zich
bevinden en waar de meeste mensen wonen, waar de technische
vaardigheden het meest verbreid zijn, is ook het meeste ijzer.
Het bijzondere hierbij is dat in dezelfde streken zich ook de
grote vindplaatsen van steenkool bevinden. We zullen nog zien
dat de combinatie van ijzer en koolstof bijzondere eigenschappen
tevoorschijn brengt.
De aanwezigheid van ijzer in grond en gesteenten verraadt zich
bijna altijd door de kleur. Deze kleuren zijn eindeloos gevarieerd:
geel, rood, grijs, groen en ook bruin. De rol van de andere
metalen bij de kleuring van gesteenten is veel geringer. Zonder
het ijzer zou de wereld er veel bleker uitzien. Ijzer in zuivere
vorm is in de natuur niet te vinden. Steeds moet de mens eerst
arbeid verrichten om ijzer in zijn zuivere vorm tevoorschijn te
halen. Er moeten ovens gebouwd worden, er is een blaasbalg nodig
om voldoende hoge temperaturen te kunnen krijgen om het erts te
laten smelten. En verder is er veel spierkracht nodig om daarna
het staal in zijn goede vorm te krijgen. Het beeld van de smid
voor zijn laaiend vuur, omgeven door de vonken die van het ijzer
spatten als hij het bewerkt heeft komt naar voren. Het oerbeeld
van de mens die zich met de techniek verbindt.
Ijzer als metaal is zilverwit van kleur en vrij zacht, het kan
vrij gemakkelijk tot dunne draden en platen gevormd worden, het
is ook elastisch. Als een dunne plaat is het slap als papier. Het
laat zich gemakkelijk magnetisch maken, maar verliest deze
eigenschap ook weer snel. Het geleidt elektriciteit slecht. Maar
het toevoegen van slechts kleine hoeveelheden van een andere stof
veranderen de eigenschappen van het ijzer tot in het oneindige.
De ontwikkeling van de moderne techniek berust voor een groot
gedeelte op de kunst van het legeren van het ijzer. Ook de vorm
waarin wij het ijzer het beste kennen - het staal - is een legering,
nl. van ijzer en koolstof. Door deze verbinding krijgt het staal
zijn hardheid. Door o.a. chroom, wolfram, uranium, vanadium e.d.
toe te voegen krijgt het staal nog andere meer edele en duurzame
eigenschappen.
Het ijzer heeft de mogelijkheid in zich om zich op twee manieren
met zuurstof te verbinden. Dit kan het door zich als twee- of
driewaardig ijzer te vertonen. Het kan dan zuurstof opnemen of het
weer afgeven. Ijzer is dus de ademhaler onder de metalen. Een machtig
middel om dit te laten gebeuren is het licht.
Ook heeft het ijzer de mogelijkheid om zware, minerale vergiften aan
zich te binden en zo onschadelijk te maken. Dat de zee niet verder
vervuild en vergiftigd is danken wij aan deze eigenschap van het
ijzer. Ijzer lost gemakkelijk in water op en is zo te vinden in
geneeskrachtige bronnen, maar komt ook op deze wijze in de zee
terecht. Daar zorgt het er verder voor dat het water zuurstofrijk
blijft. Aan de oppervlakte van het water neemt het ijzer onder
invloed van het zonlicht zuurstof in zich op en geeft het dan in de
diepere lagen van de zee weer af; het wordt dan weer lichter en
stijgt weer op. In de zee is er dus een soort van ijzerkringloop.
Ook in het plantenrijk schept het ijzer de voorwaarden tot de
'ademhaling' van de plant. Onder invloed van het ijzer kan er
bladgroen ontstaan, waardoor de plant de mogelijkheid krijgt om
koolzuur op te nemen en zuurstof af te geven.
In het dierenrijk zorgt het ijzer ervoor dat zich rood bloed kan
gaan vormen en er een luchtademhaling mogelijk wordt. Hierdoor
wordt het mogelijk dat de dieren vanuit het water op het land
kunnen gaan leven.
Bij de mens is het ijzer nog belangrijker. De aanwezigheid van
ijzer op alle centrale plaatsen in het menselijk organisme maakt
het de mens mogelijk om met ziel en geest tot in het lichamelijke
door te werken, hierin actief in te grijpen en het te vormen.
Hemoglobine in het bloed is de stof waardoor de kracht van het
ijzer in de eerste plaats tevoorschijn komt. Aan elke wilsdaad
gaat eerst een bloedtoevoer naar het gebruikte orgaan vooraf!
Het ijzer maakt het mogelijk dat in de longen zuurstof opgenomen
wordt en verderop in het lichaam weer afgegeven wordt. Ook hier
gebeurt dit door van 2-waardig ijzer in het zuurstofarme bloed
te veranderen in 3-waardig ijzer, waardoor het ijzer in de long
zuurstof aan zich bindt.
Ijzer speelt ook een belangrijke plaats in het incarnatieproces
van de mens. Elke morgen is het gehalte aan ijzer in het bloed
hoger. Hierdoor kunnen het astraal lichaam en het Ik van de mens
zich bij het wakker worden weer verbinden met het etherlichaam en
het stoflichaam. Bij mannen is de hoeveelheid ijzer in het bloed
altijd wat hoger. Mannen zij meestal wat beter geïncarneerd, zij
verbinden zich meer met de aarde. Vrouwen kunnen zich door het
lagere ijzergehalte beter met de kosmos blijven verbinden. Dit
laat zich o.a. ook zien tijdens de zwangerschap, wanneer het
ijzergehalte wat lager wordt, maar een zwangerschap is dan ook
een proces dat een zeer kosmisch karakter heeft.
Wanneer wij nog eens kijken naar het beeld van de smid dan valt
op dat hem de mogelijkheid gegeven wordt om het ijzer op twee
manieren aan te wenden. De ene is om er werktuigen mee te maken
waarmee de mens de aarde kan bewerken. De andere mogelijkheid is
om het ijzer te smeden tot wapens. Maar beide richtingen duiden
op een zich losmaken van de mens uit de natuurlijke ordening. Hij
gaat zijn eigen weg. Vanuit het gouden en zilveren tijdperk waar
nog een verbinding met de kosmos bestond komt de mens aan in het
ijzeren tijdperk. Hierdoor komt hij op zichzelf te staan en kan
hij nieuwe eigenschappen ontwikkelen en gaan gebruiken. Pas in de
dode wereld waarin maat, getal en gewicht heersen, kan de mens
deze eigenschappen in zich ontwikkelen. In prachtige beelden
wordt dit in verschillende verhalen verteld, bv. in de Finse
Kalevala (9de rune over de oorsprong van het ijzer) en het
sprookje van de Wildeman (Eisen Hans) uit Grimm.
Met deze nieuwe eigenschappen gewapend kan de mens in de
zintuiglijke wereld de werkzame, geestelijke wetten gaan
ontdekken en van hieruit tot een menselijk handelen komen.
Over deze weg, die wij in het omgaan met het ijzer kunnen
leren heeft Rudolf Steiner de volgende spreuk geschreven:
Aartje Hulstein
Bronnen
Wilhelm Pelikan - Sieben Metalle
Victor Bott - Anthroposofische geneeskunde deel 2
Hüsemann / Wolff - Das Bild des Menschen
Rudolf Steiner - Gedichten, spreuken, meditaties
(Vrij Geestesleven, Zeist 1993)
terug naar Artikelen per categorie