Bekend is de kleurencirkel die Goethe samenstelde. Blauw en geel waren
voor hem de oerkleuren; geel als de kleur die het (zon)licht het meest
nabij komt, blauw de duisternis (in zijn opvatting zijn zwart en wit
geen echte kleuren). Op het principe van polariteiten (2 kleuren zijn
elkaar tegenovergestelde) en ‘Steigerung' (toenemende intensiteit)
bouwde hij zijn kleurenleer op.
De kleuren zijn zo geplaatst dat men rondgaande, de regenboog
doorloopt. De kleuren die tegenover elkaar staan noemt men de
complementaire kleuren. De primaire kleuren staan in de driehoek (rood,
blauw en geel): daartussen de zgn. mengkleuren (secundaire kleuren).
Goethe deelde zijn cirkel in, in een positieve en negatieve kant,
oftewel: een warme en een koude kant. Het bekijken van overgangen van
de ene kleur naar de volgende brengt beweeglijkheid in ons innerlijk.
Kleuren zijn er niet alleen voor de fleur, maar vragen om bewust
gehanteerd te worden.
In onze samenleving moet je wel met de kleur rood beginnen.
Allereerste associatie: rood alarm! Ja, het rode licht van de
stoplichten in het verkeer springt als het ware op je af, je ziet het
al van verre. We hebben geleerd dat rood iets gevaarlijks meldt. Rode
brandweerauto's, rode bliksemflitsen op de groene electriciteitshuisjes
van de gemeente, het rode kettinkje in de trein met het woord ‘noodrem'
erbij, de rode alarmknop op het toetsenbord in de lift, die kleur zegt
dan: op zij, afblijven, staan blijven. Bij het rode lichtje boven de
kamer van de direkteur, boven de wachtkamer van de dokter, zegt de
kleur iets over de direkteur, de dokter: deze zijn al bezig, al bezet
door werk met een ander. Rood - de buitenstaander moet de gevolgtrekking
maken dat hij geduld zal moeten beoefenen, wachten. Hoe reageren we op
iemand die rode kleren draagt? Vroeger droegen liftjongens vuurrode
uniformen, erg gemakkelijk, je onderscheidde hen meteen uit de menigte
gasten. De rode uniformjas: is dat een generaal of een jagermeester op
weg naar de jachtstoet?
Op hoeveel afstand valt een meisje in een rood jasje op? Een
forsgebouwde vrouw laat het leuke rode mantelpak toch maar in de winkel
hangen. Nancy Reagan trok het wel aan ter ere van de
beëdigingsplechtigheid van haar man. Zij wist wat zij deed: geen mens
onder de miljoenen televisiekijkers zal zich afgevraagd hebben: wie is
eigenlijk de vrouw van de nieuwe president?
Had de wolf dat kleine meisje dat naar grootmoeder ging met haar mandje
eetwaar, wel ontdekt als zij een groen kapje gedragen of: kreeg de wolf
juist zin in een lekker hapje door het zien van het rode kapje van het
meisje? In voornoemde beelden vraagt het rood in talloze nuanceringen
aan onze ziel: kom, reageer!
We gaan even terug naar het rode verkeerslicht - als we geluk hebben
komen we, als het licht op groen springt in de groene golf terecht.
Gewoon rustig doorrijden, links en rechts speuren is overbodig, groen
betekent veilig. Veilig, onschuldig, pril - de eerste groene uitlopers
aan boom en plant openbaren nauwelijks ‘een eigen karakter'. Een
groentje in het vak moet nog veel leren, hij wordt pas rijp na veel
ervaring. De naïeve nieuweling moet eerst ontgroend worden. We zetten
groene planten op de vensterbank - een rust - ruimte scheppen we
hiermee tussen het verkeer buiten onze ramen en het huiselijk verkeer
in ons gezin. Groen leer of vilt op schrijfbureaus belet onze gedachten
af te dwalen van studie of brieven schrijven. Vinden we groen saai? Dan
grijpen we naar een bloedkoralen ketting die een groene trui direct
opfleurt. In de motieven van de Schotse ruiten vinden we tussen groene
weefsels de rode ruit, slechts door enkele draden aangegeven, vaak
terug. Donkergroene overgordijnen geven een kamer iets bezadigds,
kalmerends: je kunt er je innerlijk activiteit (rood) goed ontplooien.
Bij de etensbereiding grijpen we naar het rode paprikapoeder om de
groene groenten op te fleuren, het aantrekkelijk te maken. Het wit en
geel van schijfjes hardgekookt ei maken groene sla minder nuchter. Als
je een draaierig gevoel krijg, groen en geel voor je ogen ziet dansen,
zeggen omstanders tegen je: ga even zitten, je ziet helemaal groen. Het
slachtoffer valt in onmacht (blauw) òf komt weer bij zijn positieven
(rood). Zagen we rood op ons af komen, het groen ons als het ware met
rust laten, bij het zien van blauw krijgen we een gevoel van ruimte:
blauwe verten, het blauwe uitspansel, de zee, het onbegrensde. Als je
ergens een blauwe maandag hebt gewerkt, was je verbinding met dat werk
heel vrijblijvend. Iemand die lid is van de blauwe knoop
(drankbestrijding) zet zich in mensen van de drank af te brengen. Als
een meisje de bos rode rozen van haar aanbidder naast zich neer legt
heeft deze een blauwtje gelopen. De ziel van zijn geliefde nam zijn
vraag ‘kom reageer' anders op als hij hoopte. Hij kan in het blauw
verdwijnen; ver weg als de blauwe bergen wenst het meisje hem. Het
bezit van een blauw pak was voor mannen van vorige generaties 'a must'.
Hierin kon je vrijwel overal vertonen: afstandelijk, goed opgevoed. De
secretaresse uit die jaren verscheen in het blauwe mantelpak waarop
slechts een simpele broche mocht worden gedragen. Hoe zou men zich
voelen als patiënt in een ziekenhuis als de verpleegster of dokter in
een rood uniform aan het bed verscheen? Onbehagelijk, een beetje
koortsig voel je je al bij de voorstelling. Blauwe gordijnen in de
slaapkamer geven je een goede kans jezelf te verliezen; daar slaap je
gemakkelijk in. De blauw of blauwgroene tegels in de badkamer leggen
het accent op de koele frisheid die het lichaam zoekt na veel (rode)
inspanning. In Zuid-Europa vindt men veel blauw in de stenen vloeren
en mozaïeken: de vele kleine kapellen op de griekse eilanden dragen
blauw op hun koepels; de mensen dragen er graag blauwgekleurde
sieraden. We beleven het lichte, vrolijk stralende aan deze kleur als
we denken aan de bloeiende forsythia-struiken, de bermen vol gele
trompetnarcissen, de paardebloemen, boterbloemen tussen het groene
gras, heel geel van rijp koren, de goudgele herfstbladeren. Hoe dicht
staat het geel bij goud.
‘Goudkopje' een poëtische uitdrukking voor een blondgelokt meisje -
goudsbloemen - goudenregen. Wie vindt tussen de verstopte paaseieren
het gouden, wie wint tijdens de Olympische Spelen de gouden medaille?
In beide gevallen zijn ‘zoek- en sportprestatie' van deze gelukkigen
hoger dan die van de rest - hun ‘superieur' zijn wordt beloond.
Anderzijds dreigt het geel snel besmet te worden door de duisternis.
Het geel wordt vaal; het linnengoed vergeeld evenals papier dat
jarenlang in laden heeft gelegen of het wordt vals, zoals het geel van
de afgunst, van vals licht. Openbaart zich in het geel iets van
harmonie, van het 'beweeglijk aanwezig', een geestelijke activiteit?
(er gaat mij ineens een licht op?).
Naast de zijns-toestand van het geel zien we de beweging ervan bv. in
de straalvorming: hoe fel kunnen, uit loodgrijze wolken stralenbundels
schieten - rijst het beeld van Michaëls zwaard dan plotsklaps op voor
onze ogen? Zo heeft elke kleur zijn eigen verhaal te vertellen.
Brigitte Beck