Kleuren

Allereerst wil ik voor U wat van de historie van de kleuren beschrijven. Het is wonderlijk te beseffen dat de kleuren die we nu kennen in de oudheid niet allemaal gekend werden. In de oudheid verfde men met plantensappen en dit heeft zich heel lang gehandhaafd. Pas in de achttiende eeuw zien we dat er kleuren geproduceerd worden uit minerale stoffen, zoals parijs-blauw, kobalt-blauw en kadmium-geel. Het mauve- violet en het indigo volgde. Interessant is dat alle kleuren van synthetische afkomst dezelfde grondstof gemeen hebben: de aardolie! Vanaf toen stond de deur wijdopen voor een ‘vuurwerk' van kleuren, maar daarbij werd vergeten hoe nauw de samenhang is van een kleur met de innerlijke zielewereld van elke mens. Opmerkelijk is, al beleven we dat niet vaak bewust, hoe sterk kleur op ons werkt als we onze gedachten uitschakelen bij het kijken. Bij het kleine kind kunnen we dat heel zuiver waarnemen omdat het zich nog geheel overgeeft aan een zintuigindruk; het kan er nog geen gedachten mee verbinden. Hoe ervaart een kind de kleuren? Elke zintuigindruk werkt dieper door in het organisme dan wanneer 'de dam' van het bewuste denken ertussen gelegd is. Het kind ‘slurpt' a.h.w. de indruk op, het heeft nog geen verweer. Vandaar dat het uitermate belangrijk is welke indrukken het kind ondergaat. En in het aanbrengen van kleuren op speelgoed, in de kinderkamer, op kinderkleding wordt er veelvuldig ‘de plank misgeslagen': te fel, te hard, te zakelijk-steriel, te druk enz. Het gevolg is dat de zintuigontwikkeling verhard, afstompt. Zeker in de pedagogiek moet men hiermee rekening houden. Het ontwikkelen van een harmonische kleurwaarneming is een eerste vereiste. In de Vrije Scholen wordt daarom veel geschilderd met de techniek nat op nat. Er wordt op natgemaakt papier met waterverf gewerkt, waarbij de kinderen de verf zelf mogen aanmaken. Resultaat van dit procédé is dat de aangebrachte kleuren vervloeien en geen strakke contouren geven. Het kind ervaart hoe de ene kleur op de andere werkt; welke esthetisch samengaan en welke niet (kleuren ‘vloeken'). Ook voor volwassenen is dit een prima oefening.
Daarnaast heeft Rudolf Steiner aangegeven hoe de kleuren op de wanden van de klassen gekozen moeten worden en waarom. In de kleuterklassen en de laagste klassen van de benedenbouw, worden de warme en omhullende kleuren gekozen. Naarmate het kind wakkerder in de wereld staat, gebruikt men de meer ‘wekkende' kleuren. Zo beleeft het kind tijdens zijn gang door de school een kleurencirkel. In de Vrije Scholen wordt gestreefd om de wanden met een zogenaamde ‘sluiertechniek' (Die Technik der Lasur; toegepast in het eerste Goetheanum dat door brand verloren ging) te kleuren. Men gebruikt daarvoor plantenverf. Hierbij wordt verf niet dekkend aangebracht, maar de pigmenten worden via een kleurloos bindmiddel gebonden. In meerdere lagen wordt op een witte ondergrond verf opgebracht, met bv. natuurspons of linnendoek. Het resultaat is dat het licht erdoor kan spelen. Plantenverf heeft nl. zijn levende, lichtende werking gehouden omdat hij gewonnen is uit een levend organisme dat aan inwerking van de zon is blootgesteld.
En al mogen synthetische verven nog zo mooi glanzen (en snel drogen) ze zijn in vergelijking met de plantenverven, karakterloos en koud. Typisch is ook dat we in de plantenstof het karakter van de betreffende plant terug kunnen vinden. Rood gewonnen uit bieten of uit de rode kool heeft gewoon een andere kwaliteit.

Bekend is de kleurencirkel die Goethe samenstelde. Blauw en geel waren voor hem de oerkleuren; geel als de kleur die het (zon)licht het meest nabij komt, blauw de duisternis (in zijn opvatting zijn zwart en wit geen echte kleuren). Op het principe van polariteiten (2 kleuren zijn elkaar tegenovergestelde) en ‘Steigerung' (toenemende intensiteit) bouwde hij zijn kleurenleer op.
De kleuren zijn zo geplaatst dat men rondgaande, de regenboog doorloopt. De kleuren die tegenover elkaar staan noemt men de complementaire kleuren. De primaire kleuren staan in de driehoek (rood, blauw en geel): daartussen de zgn. mengkleuren (secundaire kleuren). Goethe deelde zijn cirkel in, in een positieve en negatieve kant, oftewel: een warme en een koude kant. Het bekijken van overgangen van de ene kleur naar de volgende brengt beweeglijkheid in ons innerlijk. Kleuren zijn er niet alleen voor de fleur, maar vragen om bewust gehanteerd te worden.

In onze samenleving moet je wel met de kleur rood beginnen. Allereerste associatie: rood alarm! Ja, het rode licht van de stoplichten in het verkeer springt als het ware op je af, je ziet het al van verre. We hebben geleerd dat rood iets gevaarlijks meldt. Rode brandweerauto's, rode bliksemflitsen op de groene electriciteitshuisjes van de gemeente, het rode kettinkje in de trein met het woord ‘noodrem' erbij, de rode alarmknop op het toetsenbord in de lift, die kleur zegt dan: op zij, afblijven, staan blijven. Bij het rode lichtje boven de kamer van de direkteur, boven de wachtkamer van de dokter, zegt de kleur iets over de direkteur, de dokter: deze zijn al bezig, al bezet door werk met een ander. Rood - de buitenstaander moet de gevolgtrekking maken dat hij geduld zal moeten beoefenen, wachten. Hoe reageren we op iemand die rode kleren draagt? Vroeger droegen liftjongens vuurrode uniformen, erg gemakkelijk, je onderscheidde hen meteen uit de menigte gasten. De rode uniformjas: is dat een generaal of een jagermeester op weg naar de jachtstoet?
Op hoeveel afstand valt een meisje in een rood jasje op? Een forsgebouwde vrouw laat het leuke rode mantelpak toch maar in de winkel hangen. Nancy Reagan trok het wel aan ter ere van de beëdigingsplechtigheid van haar man. Zij wist wat zij deed: geen mens onder de miljoenen televisiekijkers zal zich afgevraagd hebben: wie is eigenlijk de vrouw van de nieuwe president?
Had de wolf dat kleine meisje dat naar grootmoeder ging met haar mandje eetwaar, wel ontdekt als zij een groen kapje gedragen of: kreeg de wolf juist zin in een lekker hapje door het zien van het rode kapje van het meisje? In voornoemde beelden vraagt het rood in talloze nuanceringen aan onze ziel: kom, reageer!
We gaan even terug naar het rode verkeerslicht - als we geluk hebben komen we, als het licht op groen springt in de groene golf terecht. Gewoon rustig doorrijden, links en rechts speuren is overbodig, groen betekent veilig. Veilig, onschuldig, pril - de eerste groene uitlopers aan boom en plant openbaren nauwelijks ‘een eigen karakter'. Een groentje in het vak moet nog veel leren, hij wordt pas rijp na veel ervaring. De naïeve nieuweling moet eerst ontgroend worden. We zetten groene planten op de vensterbank - een rust - ruimte scheppen we hiermee tussen het verkeer buiten onze ramen en het huiselijk verkeer in ons gezin. Groen leer of vilt op schrijfbureaus belet onze gedachten af te dwalen van studie of brieven schrijven. Vinden we groen saai? Dan grijpen we naar een bloedkoralen ketting die een groene trui direct opfleurt. In de motieven van de Schotse ruiten vinden we tussen groene weefsels de rode ruit, slechts door enkele draden aangegeven, vaak terug. Donkergroene overgordijnen geven een kamer iets bezadigds, kalmerends: je kunt er je innerlijk activiteit (rood) goed ontplooien. Bij de etensbereiding grijpen we naar het rode paprikapoeder om de groene groenten op te fleuren, het aantrekkelijk te maken. Het wit en geel van schijfjes hardgekookt ei maken groene sla minder nuchter. Als je een draaierig gevoel krijg, groen en geel voor je ogen ziet dansen, zeggen omstanders tegen je: ga even zitten, je ziet helemaal groen. Het slachtoffer valt in onmacht (blauw) òf komt weer bij zijn positieven (rood). Zagen we rood op ons af komen, het groen ons als het ware met rust laten, bij het zien van blauw krijgen we een gevoel van ruimte: blauwe verten, het blauwe uitspansel, de zee, het onbegrensde. Als je ergens een blauwe maandag hebt gewerkt, was je verbinding met dat werk heel vrijblijvend. Iemand die lid is van de blauwe knoop (drankbestrijding) zet zich in mensen van de drank af te brengen. Als een meisje de bos rode rozen van haar aanbidder naast zich neer legt heeft deze een blauwtje gelopen. De ziel van zijn geliefde nam zijn vraag ‘kom reageer' anders op als hij hoopte. Hij kan in het blauw verdwijnen; ver weg als de blauwe bergen wenst het meisje hem. Het bezit van een blauw pak was voor mannen van vorige generaties 'a must'. Hierin kon je vrijwel overal vertonen: afstandelijk, goed opgevoed. De secretaresse uit die jaren verscheen in het blauwe mantelpak waarop slechts een simpele broche mocht worden gedragen. Hoe zou men zich voelen als patiënt in een ziekenhuis als de verpleegster of dokter in een rood uniform aan het bed verscheen? Onbehagelijk, een beetje koortsig voel je je al bij de voorstelling. Blauwe gordijnen in de slaapkamer geven je een goede kans jezelf te verliezen; daar slaap je gemakkelijk in. De blauw of blauwgroene tegels in de badkamer leggen het accent op de koele frisheid die het lichaam zoekt na veel (rode) inspanning. In Zuid-Europa vindt men veel blauw in de stenen vloeren en mozaïeken: de vele kleine kapellen op de griekse eilanden dragen blauw op hun koepels; de mensen dragen er graag blauwgekleurde sieraden. We beleven het lichte, vrolijk stralende aan deze kleur als we denken aan de bloeiende forsythia-struiken, de bermen vol gele trompetnarcissen, de paardebloemen, boterbloemen tussen het groene gras, heel geel van rijp koren, de goudgele herfstbladeren. Hoe dicht staat het geel bij goud.
‘Goudkopje' een poëtische uitdrukking voor een blondgelokt meisje - goudsbloemen - goudenregen. Wie vindt tussen de verstopte paaseieren het gouden, wie wint tijdens de Olympische Spelen de gouden medaille? In beide gevallen zijn ‘zoek- en sportprestatie' van deze gelukkigen hoger dan die van de rest - hun ‘superieur' zijn wordt beloond. Anderzijds dreigt het geel snel besmet te worden door de duisternis. Het geel wordt vaal; het linnengoed vergeeld evenals papier dat jarenlang in laden heeft gelegen of het wordt vals, zoals het geel van de afgunst, van vals licht. Openbaart zich in het geel iets van harmonie, van het 'beweeglijk aanwezig', een geestelijke activiteit? (er gaat mij ineens een licht op?).
Naast de zijns-toestand van het geel zien we de beweging ervan bv. in de straalvorming: hoe fel kunnen, uit loodgrijze wolken stralenbundels schieten - rijst het beeld van Michaëls zwaard dan plotsklaps op voor onze ogen? Zo heeft elke kleur zijn eigen verhaal te vertellen.

Brigitte Beck

terug naar Artikelen per categorie