Vanaf 1413 bevindt de mensheid zich in een nieuwe cultuurperiode, de
vijfde na Atlantis, waarin een volkomen andere bewustzijnshou-ding wordt
gevraagd dan in de vierde na-atlantische periode die in 747 voor
Christus begon (zie bij
Antroposofische begrippen).
Bijna 600 jaar verder zijn de vormen van de voorgaande cultuur nog
steeds niet afgebroken alhoewel de vermolmdheid van de bijvoorbeeld
hedendaagse machtsstrukturen reeds lang zichtbaar is. Het vasthouden aan
de achterhaalde Romeinse structuren sticht in de nieuwe cultuur veel
onheil, vooral waar het zicht op een vervanging hiervan, door nieuwe uit
de Geest voortstromende sociale, politieke en economische vernieuwing
niet wordt geaccepteerd, door een mensheid die zich verstrikt heeft in
niet doorzien materialistisch bijgeloof.
Het bijgeloof dat wij zo graag toeschrijven aan de middeleeuwer heeft in
onze tijd proporties aangenomen die tot vernietiging van het milieu in
breedste zin leidt; door het ontbreken van werkelijke zelfkennis wordt
de mens tot zijn eigen beul. 'O, mens erken toch Uzelf als kosmisch
wezen', staat er onzichtbaar voor het gewone oog, geschreven boven de
deuren van onze eigentijdse tempels van techniek. Hierin moet te vinden
zijn de opgave waarin wij staan in de vijfde cultuur nl. het omgaan met
de 'tegenkrachten', die dreigen ons met hun theorieën te overspoelen.
Voor de middeleeuwer nog was het eenvoudiger, het kwaad was buiten hem
te vinden en de bescherming ertegen in de gemeenschap van de kerk, die
de macht had duivels te verdrijven. Voor de moderne mens geldt echter
dat hij de duivel in zichzelf moet zoeken en er zich individueel mee
uiteen moet zetten.
Het gedramatiseerde leven van Dr. Faust waaraan Johann W. Goethe meer
dan 60 jaar schreef en waarmee hij worstelde in zijn eigen ontwikkeling,
geeft een diepgaand inzicht over de mens en zijn huidige opgave. De
historische Faust leefde in de vijftiende en zestiende eeuw en de eerste
legenden over zijn leven beschrijven een man die een contract sluit met
de duivel (Mephistopheles) dat deze hem op aarde zal dienen tot zijn
dood, waarna hij op zijn beurt aan de duivelsdienst moet toegeven. In
deze legende gaat Faust na zijn dood in het hellevuur, zoals een goed
middeleeuwse opvatting geloofd.
Goethe echter laat zijn Faust een modern mens zijn, een mens die
Mephisto-Ahriman (zie bij
Antroposofische begrippen) tijdens zijn leven gebruikt voor zijn
ambitieuze doelen, maar na zijn dood door hogere machten in kosmische
sferen wordt gebracht vooral door de liefde van 'Gretchen' waarmee Faust
in zijn aardeleven een uiterst dramatische liefdesverhouding heeft
gehad. Mephisto staat hierbij machteloos toeziend, terwijl hij iets
ervaart van de geweldige kracht van de liefde tussen mensen, die hem
volkomen vreemd is, die echter zwaarder weegt dan contracten.
Faust is de moderne strevende mens die zich met het kwaad moet
uiteenzetten in plaats van het af te stoten. Het Ahrimanische wezen
leeft in ieder van ons, het moet echter worden doorzien, zodat het door
menselijke liefde kan worden meegenomen in verandering. De mens moet
daarbij door zelfkennis de weg vinden naar de Christus in hem, zodat
hij de kracht vindt in zijn uiteenzetting met het kwaad een objectief
standpunt te verkrijgen, een Christusvisie.
In de Himmelfahrts scène in Goethe's Faust klinkt het uit de mond van de
Engel die het onsterfelijke Faust Ik met zich omhoog draagt als volgt:
Gerettet is das edle Glied
Der Geisterwelt vom Bösen:
Wer immer strebend sich bemüht,
Der können wir erlösen!
Un hat an ihm die Liebe gar
Von oben teilgenommen,
Begegnet ihm die selige Schar
Mit herzlichem Willkommen.
Wie immer (geest) strevend zich bemoeit
Die kunnen wij verlossen!
En de schuld dan die wij hebben opgedaan door dit streven?
Ja, die blijft onze eigen verantwoording! Wij zijn het die door de
verschillende incarnaties heen 'goed' maken wat eerst door onze hand
'boos' is geworden.
Een ware Christusweg voor deze en volgende cultuurtijdperken!
Henk Gerbrands
terug naar Artikelen per categorie