Waarom deze lezingen?

De huidige natuurwetenschappers beweren dat de natuurrijken om ons heen door toeval zijn ontstaan vanuit eiwitten, die door toeval microben hebben gevormd en die zomaar vanzelf zijn gaan leven. Die microben hebben zich door toevallige mutaties ontwikkeld tot een soort visjes. Die visjes hebben door toeval longen gekregen en konden daardoor uitgroeien tot amfibieën. Daaruit zijn door toeval de landdieren ontstaan waaronder de aap-achtigen. Die zijn zomaar rechtop gaan lopen, vlees gaan eten en daaruit zijn door toevallige mutaties de huidige, sprekende en denkende mensen geëvalueerd. De mens wordt als een veredeld dier gezien. De kans dat de mens op deze wijze zou ontstaan, was feitelijk nul, maar het is door puur toeval toch gebeurd. Mijn voorouders waren microben die per toeval zijn gaan leven. Wij zijn per ongeluk ontstaan zonder dat het enig doel diende en dient. Wij hebben dus geen verleden wat er toe doet en ons bestaan is kennelijk ook zinloos.
De toekomst van de mensheid ziet er volgens de natuurwetenschap ook niet bepaald rooskleurig uit. De zon zal ooit een dwergster worden; hij zwelt eerst op en ploft dan in elkaar. Bij dat opzwellen zal de zon zo groot worden dat hij de aarde opslokt. Voordat dat gebeurt, zal de aarde met alles erop en eraan door de verzengende hitte al vernietigd zijn. Dan bestaat de mensheid niet meer. Er blijft zelfs geen enkele herinnering aan de mensheid over. De mensheid had er net zo goed niet geweest kunnen zijn. Er is dus ook geen toekomst die er toe doet. Alles is volstrekt zinloos geweest. Een doelloos verleden, een zinloos heden en eeen doelloze toekomst. We krijgen vanuit de natuurwetenschap de wanhoop aangedragen.
Deze wetenschappelijke ideeën over het ontstaan en teloorgang van de mensheid zijn door de media op een begrijpelijke manier voor iedereen toegankelijk geworden. Het is zelfs verplichte lesstof op de middelbare school.
Wat kunnen we dan tegenover die wanhoopsgedachten zetten? De religie alleen biedt geen uitkomst, omdat we in een tijd leven waarin we willen begrijpen wat we geloven. Er is dus kennis en inzicht nodig. Het is daarom van belang inzicht te krijgen in het werkelijke verleden van de mens en de aarde, want daardoor ontstaat er ook inzicht over het heden en mogelijkheden die wij mensen hebben om door onze daden in het heden de toekomst te bepalen. Wij mensen zijn zelf verantwoordelijk voor onze toekomst.
De lezingen moeten in dit kader worden gezien.

De eerste lezing “Schepping of Oerknal” is fundamenteel om twee redenen.
Ten eerste wordt aangetoond dat het uitgangspunt van de huidige natuurwetenschap, nl. dat alles vanuit de materie te verklaren moet zijn, niet wetenschappelijke onderbouwd is; het is dus slechts een veronderstelling, een aanname, een geloof. Hierdoor ontstaat de vrijheid en de onderbouwing om het oerbegin, het verleden en het heden te verklaren vanuit de gedachte dat er, naast de minerale wereld, ook een onzichtbare, geestelijke wereld bestaat. Daarbij blijven de natuurwetenschappelijke waarnemingen overeind, want daar valt niet aan te tornen. Alleen de interpretatie van die waarnemingen komt in een heel ander daglicht te staan.
Ten tweede wordt het werkelijke oerbegin, het verleden van de mens, mensheid en aarde besproken, waaruit blijkt dat de mensheid een zinvol verleden, heden en toekomst heeft.

De tweede lezing over de relatie tussen de meetkunde en de geestelijke wereld, die aan de hand van de Gulden Snede en het begrip oneindig duidelijk wordt, laat zien dat de meetkunde (wiskunde) de neerslag is van wetmatigheden in de geestelijke wereld. Het onderbouwt dat de mens een geestelijk wezen is dat vóór zijn geboorte al bestond en na zijn dood verder leeft in een andere bewustzijnstoestand. Het bestaan van reïncarnatie ligt daardoor voor de hand en wordt zichtbaar vanuit een specifiek meetkundig figuur.

De derde lezing “Gezondheid, ziekte, homeopathie en karma” gaat in op de gezondheid, ziekte, behandeling en genezing van de mens. Als de mens alleen zou bestaan uit een fysiek lijf met daarin alleen water en mineralen, hoe komt het dan dat een mens ziek kan worden en sterven? Mineralen kunnen niet ziek worden en sterven. Een mens wel en dus heeft een mens naast zijn fysieke lijf ook nog onstoffelijke wezensdelen. De onderlinge beïnvloeding en samenwerking tussen deze stoffelijke en onstoffelijke wezensdelen bepaalt of iemand gezond is of niet. Bij het bepalen van het juiste geneesmiddel dient rekening gehouden worden met deze onderlinge beïnvloeding en samenwerking. Echter, in de reguliere geneeskunde geldt het uitgangspunt dat de ziekte aanvangt op het lichamelijke niveau en dat dus ook de genezing daar moet plaatsvinden. De mens bestaat immers alleen maar uit zijn lijf. In de klassieke homeopathie geldt het uitgangspunt dat de ziekte aanvangt op het onstoffelijke niveau en dat genezing daarom op dat niveau moet aanvangen. Omdat de eigenschappen van al onze wezensdelen bepaald zijn door het karma, is er een verband tussen karma, gezondheid en ziekte.

De vierde lezing (nog in wording) maakt helder dat het wereldbeeld van Ptolemeüs: de aarde is het centrum van de ontwikkeling van de mensheid en daardoor het centrum van het heelal, nog steeds actueel is en bovendien niet in strijd met het wereldbeeld van Copernicus: de zon is het centrum van het heelal en de planeten en dus ook de aarde draaien om de zon. Eén van de verschillen daarbij is dat de planeten Venus en Mercurius verwisseld zijn. Deze verwisseling geeft aanvullende inzichten over de verschillende fasen in de ontwikkeling van de mensheid die in de eerste lezing besproken zijn. De planeten en planeetsferen vormen de basis voor de beschouwing over de weg die de mens in de geestelijke wereld aflegt tussen zijn dood en zijn nieuwe geboorte.

Ronald van Vierzen, maart 2017

terug naar Lezingen van Ronald van Vierzen